tekst

Invisible Architectures – een tekst over het werk van Imogen Stidworthy door Chris Fite-Wassilak

Voor de solotentoonstelling Dialogues with People [ … ] van Imogen Stidworthy vroegen we auteur Chris Fite-Wassilak om een tekst te schrijven over haar werk. Hij bedenkt vier conceptuele structueren die we kunnen lezen als denkbeeldige plaatsen om het werk van Imogen Stidworthy te ervaren.

Invisible Architectures

Hier zijn we dan:

We ontmoeten elkaar op een plek die al door woorden is gedefinieerd, maar niet helemaal aan woorden is gebonden. (Zoals weleens wordt gezegd, staat het je vrij om rond te dwalen.)

Dit is een ingang in éen of andere vorm; een antichambre vóór een tentoonstelling. Letterlijk genomen is de expo een verzameling van metalen, stoffen, plastics, beelden en informatie. Deze verschillende delen vloeien samen tot een reeks geënsceneerde monologen: we horen gezucht en gemurmel, en maken er hier en daar een woord uit op. We zouden woorden kunnen opvangen die voorbij flitsen, een glimp van gebarende handen, de achter- en zijkanten van hoofden. Nu en dan zien we een mond. Zelden zien en horen we hem spreken.

Deze verzamelde werken van Imogen Stidworthy gaan gebukt onder bewijslast. Ze gebruiken fotografische technieken en geluidsopnames die de vorm van een documentaire benaderen, hoewel ze hun onderwerpen vaak verbeelden op gefragmenteerde wijze, alsof van opzij. Elk specifiek werk probeert bijzondere dingen te documenteren – het wat en het waarom van een vrouw die vol vertrouwen spreekt over het verschil tussen de ‘echte wereld’ en ‘gewone realiteit’; een man die plechtig zijn hand voor zijn eigen gezicht houdt, die zijn adem voelt als hij de geluiden ‘puh’ en ‘hot’ maakt; een andere man die een boek voor zijn neus houdt, de geur van de plooi opsnuift en zijn gezicht koelte toewappert door met de pagina’s te bladeren. Wanneer we spreken over inhoud, is dit werk een verzameling gedocumenteerde gesprekken, interacties en tijd, doorgebracht met individuen die verschillende relaties hebben met taal en de verbale wereld.

Wanneer je de tentoonstellingsruimte doorkruist, merk je dat beeld, geluid en tekst zijn verspreid over afzonderlijke delen; verschillende vormen van ervaringen waartussen je jouw weg moet zoeken. Ga je heen en weer tussen de videoschermen, speakers en displays met scrollende tekst, dan zie je hoe verpulverde woorden langzaam samenklonteren en weer uit elkaar vallen. De geduldige pogingen van ‘be, beetle, no… be, be… beatings’ van een man; of iemand anders, die stotterend verkondigt; ‘each… building put down…they are still in existence’. De woorden voelen als vreemde entiteiten in hun mond, en we voelen de loodzware inspanning van het proberen spreken, hoe verstaanbaarheid botst op de grenzen van onze zintuigen. Deze grenzen zijn voelbaar tussen de werken, zowel zwaar als ongrijpbaar, zoals de herinnering aan een gebouw dat je hebt verkend in een droom.

Stidworthy’s werk gaat niet zozeer over het communicatiespectrum, en de verwijzing naar de scheuren en dwalingen ervan, maar meer over het overnemen van dat spectrum als zijn eigen structuur en methode. Dat wil zeggen, het plaatst degenen die het werk bekijken in de positie om dingen bij elkaar te puzzelen, om uit te zoeken wat naar het rijk van ruis is gedegradeerd, en wat zich ontwikkelt in de richting van het spreken, richting taal. Ons vragen om dit proces uit te voeren, is ook vragen om de fundamentele, samenstellende elementen van de samenleving in rekening te brengen; wanneer twee of meer mensen het eens zijn over wat betekenis is, wanneer een bredere overeenstemming of associatie tot stand komt, of niet. Doorheen het werk wordt duidelijk dat de grenzen van de verstaanbaarheid niet gemakkelijk worden overschreden, maar dat deze zwaar zijn gereguleerd en gecontroleerd, zowel door gewoonte als door formele regels. Wat naar voren komt wanneer je het werk beleeft, is een reeks van metaforische ruimten waar het sociale zou kunnen beginnen.

Samen bewegen deze metaforische ruimtes zich in de richting van een onzichtbare architectuur die boven de wanden en muren van de galerij uitzweeft. Laten we ons een reeks denkbeeldige kamers voorstellen; ruimtes voor verschillende vormen van interacties, reflecties van institutionele ruimtes die vormgeven aan ons leven. Laat ons een korte rondleiding door deze conceptuele structuren maken, terwijl de werken meanderen tussen elk van deze interactieruimtes.

De Bibliotheek

De bibliotheek is uitgestrekt, met een laag plafond. Bezoekers komen hier éen voor éen om het verleden te onderzoeken en na te denken over de definities van kennis. Zaken zijn hier duidelijk afgelijnd en bevatten generaties van gebonden informatie, in een oneindige opslagruimte. In éen sectie zie je het rijk van de hermeneutiek, net naast de sciencefiction. In een andere ontdek je alle verschillende vormen van encyclopedieën en vertaalwoordenboeken, gerangschikt per jaar. Grasduinen is aangemoedigd en zelfs noodzakelijk, aangezien de gegevens over wat er in de bibliotheek wordt bewaard, onvolledig zijn. Het verkennen en gebruiken van de bibliotheek moeten echter nog steeds gebeuren volgens de voorgeschreven parameters: aandachtigheid, introversie, reinheid. De bibliotheek wekt de drang om te groeien; om op te nemen, te catalogiseren, te bewaren. Hoewel ze eenzaam zijn, zijn de ontmoetingen hier die van ontdekking, van leren, maar ook van controle.

Het Ziekenhuis

Een eenvoudige, witte, kubusvormige kamer met twee deuren. Indien uitgenodigd, kunnen bezoekers hier plaatsnemen op éen van twee stoelen bekleed met antibacterieel vinyl. Het ziekenhuis is een ruimte waarin slechts twee mensen kunnen interageren, afhankelijk van wanneer de specialist van dienst is. Via éen van de twee deuren hoor je soms wat er wordt besproken (“De neurale mechanismen die ten grondslag liggen aan de ingebeelde spraak blijven slecht gedefinieerd, gedeeltelijk vanwege het gebrek aan een duidelijke timing van innerlijke spraak, en de subjectieve aard van spraakbeelden”, zegt éen stem. Een andere stelt: “Het menselijk brein is een gigantisch, onderling verbonden, terugkerend netwerk: in principe moeten we het kunnen begrijpen als een computer, door reverse engineering en het ontdekken van de onderliggende rekenalgoritmen die zijn functie beheersen”). Het ziekenhuis voorspelt, stelt diagnoses en bepaalt wat de toekomst zal zijn. Interacties zijn nauwkeurig, voorgeschreven, met een bepaald resultaat in gedachten, vaak dat van het wegnemen van wat wordt gezien als abnormaliteit. De ontmoetingen zijn die van begeleiding, richting en correctie.

De Gevangenis

De vorm van deze kamer is vergelijkbaar met die van het ziekenhuis; alleen zijn er hier geen stoelen of deuren. Aan de ene kant is een matglazen raam. De verstilde sfeer lijkt op die van de bibliotheek, maar de gevangenis legt eenzaamheid op in tegenstelling tot de gewilde eenzaamheid van de bibliotheek. Hier is er geen interactie – alleen de echo’s van je eigen beweging. Anderen kunnen verschijnen als beschaduwde contouren, soms bij het raam; maar je kunt ze niet horen. Je kan proberen om woorden af te leiden uit de beweging van hun lippen, of je voorhoofd tegen het glas drukken. De gevangenis is statisch, een ruimte zonder tijd.

De Agora

Muren lossen op, en geven ruimte aan de vlakke uitgestrektheid van de agora. Een open, ongedefinieerde en onaangetaste vlakte strekt zich uit in alle richtingen. De Agora is onaangeboorde tegenwoordige tijd, een plaats waar om het even hoeveel mensen elkaar op gelijke voet zou kunnen ontmoeten. Ze zouden kunnen praten, ruzie maken of gewoon weglopen. De interacties hier zijn vluchtig en kortstondig, en velen vergeten dat de Agora de ruimte was waar het sociale leven begon, voordat het werd onderverdeeld in andere ruimtes.

Terug hier in de antichambre, zouden we kunnen begrijpen dat dit niet de enige ruimtes voor interactie zijn, maar wel de ruimtes zijn waar we momenteel over beschikken. Ze volstaan echter niet. Anderen zijn beschikbaar, anderen zijn mogelijk, maar ze vereisen verschillende manieren van horen, zien, voelen. In verschillende werken van Stidworthy zorgt het gebruik van digitale, 3D-beeldvorming ervoor dat het perspectief van de video zich door vaste materie kan verplaatsen. We kunnen met andere woorden door muren heen kijken: deze onmogelijke manier van kijken suggereert het bestaan van onmogelijke manieren van spreken. Maar zijn deze wel onmogelijk? Misschien zijn we wel blind geworden door gebruikelijke vormen van zeggen, van definiëren, van ontmoeten. De aandacht voor stilte, tekst, gebaren en uitspraken in Stidworthy’s werk is misschien éen manier om van start te gaan. Zo’n benadering brengt taal dichter bij meer uiteenlopende manier van zijn, en meer uiteenlopende mogelijkheden van betekenis.

Er is geen pure of perfecte manier om te communiceren. We moeten blijven proberen, zoals Stidworthy’s modellen suggereren, om te verbeelden en te omarmen en ons onder te dompelen in de oneindige vormen die communicatie kan aannemen. Dat wil zeggen, we zouden kunnen leren begrijpen dat communicatie zelf metaforisch is — een rusteloze, vormeloze waas, die de verlangens die we willen delen kan vertegenwoordigen, een ontroerende waas die ons binnenleidt in tussenruimtes, een waas die ons misschien zou kunnen leiden, zoals schrijver Róbert Gál zei: van binnenuit naar buiten, maar van welke binnenkant naar welke buitenkant?

Enkel de mogelijkheid van wederzijdse erkenning blijft over. Ieder van ons is de derde persoon in de gesprekken die zich in de tentoonstelling ontvouwen. De vragen en kansen die deze gesprekken oproepen blijven bij ons om vorm te geven aan de gesprekken die we achteraf voeren. Enkel de mogelijkheid van nieuwe, denkbeeldige uitwisselingsarchitecturen blijft over, daar waar iets ongehoord en onuitspreekbaar kan circuleren, en erkend kan worden met een lichte buiging van je hoofd.

Chris Fite-Wassilak, 2019

25.03.2019