tekst
Dimitri Vangrunderbeek
Dealing with Ordinary Form
DIMITRI VANGRUNDERBEEK
Dealing with Ordinary Form
29.03 > 13.06.2015
In zijn artistieke onderzoek bevraagt Dimitri Vangrunderbeek (°1964 Brussel) het transformatieproces tussen alledaagse voorwerpen en autonome kunstwerken en gaat hij na hoe objecten zich tot hun omgeving kunnen verhouden. Het onderwerp van zijn praktijk-gefundeerde doctoraat aan de RMIT University Melbourne ligt in het verlengde van deze interesse. De presentatie in Netwerk wordt opgevat als een totaalinstallatie die ingaat op de ruimtelijkheid van objecten, de nieuwe mogelijke lezingen ervan en het momentum waarop autonomie kan ontstaan. Dealing with Ordinary Form zal op twee sporen worden geactiveerd. De presentatie zal als publieke tentoonstelling functioneren en tevens het academisch-artistieke landschap vormen voor de eindverdediging van het doctoraat.
Netwerk (NW): Wat was de invloed van het doctoraat op de ontwikkeling van je werk? Was het een vruchtbare grond voor de productie van nieuwe werken? Heeft het reflectieproces in het doctoraatsonderzoek je werk wezenlijk veranderd of heb je meer een verdieping ervaren?
Dimitri Vangrunderbeek (DV): Het doctoraat heeft mij de kans geboden om meer inzicht in mijn eigen werk te verwerven en vanuit die verdieping is dan geleidelijk aan nieuw werk ontstaan. In de reflectiefase heb ik een ‘wolk van betekenis’ samengesteld met foto’s, tekeningen en objecten om linken te kunnen leggen tussen oudere werken. Via deze constructie heb ik een manier gevonden om over de puur formele, visuele kwaliteiten van het werk te reflecteren. Dit reflectieraamwerk liet toe om bepaalde mechanismen en kwaliteiten in mijn artistieke praktijk te identificeren. Centraal staat het onderzoek naar het proces waarbij ordinaire objecten in autonome sculpturen veranderen en de rol van de handeling in dit proces. Belangrijk hierin voor mij is de relatie tussen twee- en driedimensionaliteit, de interactie tussen vorm en ruimte, en de rol van de schets.
Er openden zich nieuwe mogelijkheden om over mijn werk te communiceren en deze krachtlijnen verder uit te diepen. In de discipline architectuur is deze subjectieve aanpak blijkbaar een ongebruikelijke manier om terug te blikken op het eigen werk, maar het heeft mij persoonlijk gebracht tot een herpositionering in de manier waarop ik mijn werk benader.
Schets van de totaalinstallatie
Dimitri Vangrunderbeek plaatst een aantal tweedehands tafels bij elkaar in het ritme van zijn drie opeenvolgende atelierruimtes en bedekt de tafelbladen met karton en tekenpapier. Vervolgens legt hij oude spiegels en glasplaten op het papier om de interactie met de ruimte op gang te trekken. Hij neemt de contouren van de spiegels met potlood over op het papier. Hij legt spiegels op die ‘gravure’ en snijdt ze gedeeltelijk uit om de verbinding tussen de ruimte en de tekening te intensifiëren. In de uitsneden van het papier wordt het karton zichtbaar. Wanneer hij het uitsnijden door de tafelbladen heen trekt, verschijnt de vloer van het atelier in de ruimtelijke tekening. Een aantal objecten en sculpturen uit het atelier bepalen de compositie en vorm van de verschillende uitsneden. Het is een intentionele geste van de kunstenaar om de essentie van hun formele en materiële kwaliteiten te accentueren.
NW: Een andere manier om terug te blikken op het oudere werk was via de videocamera. Heeft die methodiek zich vertaald naar nieuw videowerk voor deze presentatie?
DV: Het terugblikken op oudere werken door middel van een videocamera heeft geleid tot het ontstaan van nieuw werk dat precies die reflectie over de inherente kwaliteiten van mijn werk als onderwerp neemt. Dat is inderdaad van belang in deze tentoonstelling. Ik ben wel sterk selectief te werk gegaan in het in Netwerk getoonde videowerk. Ik heb drie videowerken geselecteerd waar mijn onkunde in video-vakmanschap niet stoort. Op de monitor is het videowerk Painting the Space of my Studio te zien waarbij ik terugkijk naar een werk dat ik 15 jaar geleden gemaakt heb: het rood schilderen van een draad in sequentieopnames. Ik heb dat werk gerecreëerd vanuit een bewustzijn dat het atelier voor mij een mentale ruimte betekent. In de lijn van de ‘wolk van betekenis’ heb ik het tafereel in het atelier georkestreerd en ben beginnen verbanden leggen. Je ziet sequenties van vooruitgeschoven tableaus die aspecten als lijnvorming, gelaagdheid en materialiteit accentueren.
NW: In het videowerk Putting Chair (white lacquered) on a Table wordt het aspect ‘tijd’ in je werk onderzocht?
DV: Ik ben mij eigenlijk nooit bewust geweest van de dimensie tijd in mijn werk, maar tijdens het doctoraatsonderzoek is dat duidelijk geworden. In dat videowerk zie je hoe ik met mijn hand een hoopje houten blokjes construeer. De wegrollende stukjes zijn restanten van een houten stoel die ik 20 jaar geleden in stukken heb gezaagd. Ik onderzoek hiermee de relatie tussen ordinaire objecten en het geabstraheerde, het kijken naar de autonomie. Het is die centrale vraagstelling: ‘Wanneer wordt een object een kunstwerk?’
Het tijdsaspect komt ook op een andere manier om de hoek kijken omdat ik voornamelijk ruimtelijke ervaringen creëer en minder objectmatig werk. Je hebt als toeschouwer tijd nodig om mijn werken te ervaren.
NW: Er wordt nog een derde video Tracing Form in Netwerk / center for contemporary art getoond die ingaat op de mentale ruimte van de schets. Een sleutelelement in je oeuvre. Kan je dit even toelichten?
DV: In de reflectie over mijn werk onderzoek ik de rol van de schets of de tekening in het transformatieproces van ordinaire objecten tot sculpturen en installaties. Belangrijk in dit werk is het vertalen van de schets als mentale ruimte en de handeling van de lijnvoering.
NW: Het auditieve element is in dit werk ook aanwezig. Welke rol speelt dit aspect in je werk?
DV: In de context van deze presentatie heb ik voor de schetsmatige voorbereiding van de installatie in de tentoonstellingsruimte geen papier gebruikt. Voorafgaand aan het graveren heb ik de tekening direct op multiplex aangebracht. Dat resulteert in een schrapend en krassend geluid. Op die manier voeg ik er een extra laag aan toe. In het construeren van mijn ensceneringen is die gelaagdheid belangrijk. Het tekenen op papier, dan op hout, dan het graveren, dan het opstellen in de ruimte en de verbinding maken met de context. Ik zoek tot wanneer een constructie ‘werkt’ in die zin dat er iets interessants gebeurt met alle elementen wanneer ze samenkomen in een compositie. Ik ben eigenlijk heel sterk in compositie.
NW: Het belang van de tekening en de ruimtelijke vertaling ervan speelt ook in het werk Benches for Words for the City of Brussels (1999-2015)?
Benches for Words for the City of Brussels
De robuuste houten rugleuningen zijn restanten van een werk dat de kunstenaar ooit op een plein in Brussel installeerde. De gegraveerde woorden zijn woorden die mensen zouden kunnen meenemen als gedachten die dan verder in hun verbeelding spelen. Gehavend door vandalisme werden de banken uit de publieke ruimte verwijderd en werden de balken in het atelier van de kunstenaar bewaard om op een bepaald moment opnieuw geactiveerd te worden.
DV: Op een bepaald moment ben ik beginnen inzien dat ik een specifieke belangstelling heb voor het vlak –ook gelieerd aan mijn interesse voor tafels- als een soort van mentale ruimte of landschap. Een ander inzicht was dat het voor mij eigenlijk altijd start in de schets of het tekenpapier. Het tekenen is een manier van handelen in die mentale ruimte. Wat steevast volgt, is de handeling om die tekening ruimtelijk te vertalen, om die te materialiseren. Het papier vouwen
is een manier om een tekening te materialiseren. Het plooien verbeeldt de relatie tussen twee- en driedimensionaliteit. Benches for Words for the City of Brussels vormt het resultaat van die beweging. Een ander belangrijk gegeven in dat werk – en bij uitbreiding in het hele oeuvre – is het innemen van ruimte of het bepalen van een plek door het positioneren van een volume.
NW: Als we het hebben over het innemen van een ruimte dan valt enorm op dat je handelt in overeenstemming met de menselijke schaal. Welke inzichten heb je daarover uit het onderzoek gepuurd?
DV: Tijdens de reflectie over die aanwezigheid van menselijke schaal in mijn sculpturen en installaties heb ik kunnen vaststellen dat dit maken heeft met het werken met meubels. Het intensief werken met dagdagelijkse functionele voorwerpen zoals meubels heeft voor een specifieke schaal in mijn werk gezorgd en bepaalt ook hoe ik een ruimte inneem. Ik kijk ook op een heel intentionele manier naar vorm. Tweedehands meubelstukken inspireren mij om hun vormelijke en materiële kwaliteiten te onderzoeken, en om hun sculpturaal potentieel te verkennen.
NW: Vanwaar die fascinatie voor de poëzie van alledaagse voorwerpen, hun sculpturaal potentieel en het articuleren ervan in een ruimtelijke compositie? Wortelt die interesse in jouw persoonlijke familiegeschiedenis?
DV: Uiteindelijk heeft die fascinatie inderdaad zijn oorsprong in de familiegeschiedenis. De moderniteit zoals ik die ervaren heb bij mijn ouders, het meegaan in ontwikkeling en vooruitgang en de ontkenning of het weggommen van hun eigen herkomst. In tegenstelling tot het statisch gevoel van geborgen traditie die ik bij mij grootouders ervoer. Uit een tijd waarin een kast of tafel nog van generatie op generatie werd doorgegeven. In de moderniteit wordt het opklimmen in de maatschappij en de nieuwe mogelijkheden daaraan gekoppeld, verbonden aan het kopen van nieuw meubilair. Het weggooien van het oude en creëren van een nieuw profiel. Ik vertrek vanuit die dualiteit. Aan de ene kant een traagheid en aan de andere kant die weggegomde afwezigheid van echte traditie. Het doctoraat heeft mijn werk een extra dimensie verleend waar dat soort ‘onbewuste kennis’ over mijn praktijk zichtbaar werd. Mijn werk gaat over heel ordinaire eenvoudige objecten op te tillen naar een autonoom artistiek niveau, en dat doe ik vanuit mijn persoonlijke interesse voor vorm, volume en structuur.
15.04.2015